Blijft het concurrentiebeding van kracht als een arbeidsovereenkomst wordt verlengd?
Uitgangspunt is dat een concurrentiebeding schriftelijk met de werknemer moet zijn overeengekomen. Op 21 augustus 2012 heeft het gerechtshof Arnhem geoordeeld dat een non-concurrentiebeding niet opnieuw schriftelijk overeengekomen hoeft te worden wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de andere arbeidsvoorwaarden gelijk blijven.
In de zaak voor het gerechtshof Arnhem werd de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgever had de werknemer geschreven: “Middels dit schrijven bevestigen wij dat de met u gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, welke van rechtswege eindigt op 31 oktober 2008, met ingang van 1 november 2008 zal worden verlengd voor onbepaalde tijd. Alle overige bepalingen uit de arbeidsovereenkomst (…) blijven onverminderd van kracht.”
Begin 2012 zegt de werknemer de arbeidsovereenkomst op en treedt elders in dienst. De werkgever stelt dat de werknemer het non-concurrentiebeding overtreedt en vordert in de procedure voor de rechtbank veroordeling van de werknemer tot betaling van een bedrag van € 40.000,=.
De rechtbank wijst de vordering af en stelt dat bij de verlenging van de arbeidsovereenkomst het non-concurrentiebeding opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden. Omdat dit niet is gebeurd, wijst de rechter de vordering af.
De werkgever is het hier niet mee eens en gaat in hoger beroep. De werkgever krijgt van het gerechtshof op dit punt wel gelijk. Het gerechtshof overweegt dat de enkele omzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij is aangegeven dat de arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven, niet een zeer wezenlijke verandering van de arbeidsrechtelijke status of een ingrijpende wijziging inhoudt, die ertoe noopt dat het non-concurrentiebeding opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen. Met andere woorden, de werknemer is gebonden aan het non-concurrentiebeding.
De werknemer werd overigens niet tot enige betaling veroordeeld. Op basis van de feiten en omstandigheden was het gerechtshof van mening dat niet aannemelijk is geworden dat de werknemer het non-concurrentiebeding had geschonden. De vordering van de werkgever werd ook bij het gerechtshof, weliswaar op andere gronden, afgewezen.
Bron: Gerechtshof Arnhem, 21 augustus 2012, LJN BX4721.